Sorry,you need to enable JavaScript to visit this website.
hamburger overlay

De verschillen in behandeling van diabetes type 1 en type 2

 

 

Diabetes type 1 en type 2 zijn aandoeningen met verschillende oorzaken en daarom dus ook met verschillende behandelingen. Diabetes type 1 wordt gekarakteriseerd als een auto-immuunziekte waarbij een fout in het immuunsysteem ervoor zorgt dat het lichaam zelf de insuline-makende cellen in de alvleesklier aanvalt, met een absoluut tekort aan insuline en teveel glucose in het bloed als gevolg. Het toedienen van insuline en het goed opvolgen van veranderingen in de bloedsuikerspiegel, vormen dan ook de belangrijkste onderdelen van de type 1 behandeling.

 

Diabetes type 2 daarentegen, ontstaat door een combinatie van factoren waardoor de aanmaak van insuline afneemt en het lichaam minder gevoelig wordt voor de werking ervan, zogenaamde insulineresistentie. Overgewicht, een hoge bloeddruk en hoog cholesterolgehalte, zijn samen met andere factoren zoals erfelijkheid de meest gekende oorzaken. Tijdens de behandeling, wordt er daarom ook meer aandacht besteed aan een goede en gezonde levensstijl en het werken met tabletten voor de afbraak van glucose.

Behandeling van diabetes type 1

Het voornaamste probleem bij diabetes type 1 is het feit dat het lichaam een tekort aan insuline heeft. De behandeling van dit type diabetes zal er zich dan ook op toeleggen om dit acuut tekort aan insuline te corrigeren en te controleren. Bij deze vorm van diabetes is vooral het regelmatig controleren en meten van de bloedsuikerspiegel doorheen de dag van belang. Zo weet men precies hoeveel insuline toegediend moet worden om het niveau van bloedsuiker normaal te houden. Wordt er te weinig insuline toegediend, dan blijft de bloedglucosespiegel te hoog (hyperglykemie). Wordt er teveel insuline toegediend, dan wordt het glucosegehalte in het bloed te laag (hypoglykemie).

 

Het toedienen van insuline kan gebeuren via een insulinepen of insulinepomp. Een insulinepen injecteert insuline in het lichaam via een fijn naaldje. Een insulinepomp zorgt voor een continue afgifte van insuline is een meer constante oplossing. Deze pomp is constant verbonden met het lichaam en dient continu een ingestelde hoeveelheid insuline toe om de bloedsuikerspiegel normaal te houden. De insulinepomp kan echter ook worden gebruikt om een insulinebolus toe te dienen, bijvoorbeeld bij een maaltijd. Het apparaat bootst zo de werking van de alvleesklier na, maar het meet zelf niet de aanwezige bloedsuiker in het lichaam. Dit moet nog steeds apart gebeuren via een bloedglucosemeter.

 

Ook een gezonde levensstijl maakt deel uit van de behandeling van diabetes type 1.  Voeding, beweging en stress beïnvloeden immers het bloedsuikergehalte. Met matig tot intensief te bewegen, is het bijvoorbeeld mogelijk de insulinegevoeligheid van het lichaam te vergroten, waardoor de insulinebehoefte kan dalen. Hierdoor kan het mogelijk zijn dat de hoeveelheid insuline die toegediend moet worden, sterk verlaagd. Aangepaste eetgewoontes kunnen daarnaast helpen in het voorkomen van hoge glucosepieken in het bloed.

 

Het belangrijkste element dat bepaalt hoeveel insuline er moet toegediend worden op een bepaald moment, blijft de insulinegevoeligheid. Iedereen reageert anders op een dosis insuline en ook het tijdstip van de dag bepaalt hoeveel insuline er toegediend mag worden. ’s Morgens ben je bijvoorbeeld een stuk minder gevoelig voor insuline.

Behandeling van diabetes type 2

De behandeling voor diabetes type 2 schenkt in de eerste instantie meer aandacht aan het volgen van een gezonde levensstijl. Dit komt omdat een van de bekendste oorzaken van diabetes type 2 een combinatie is van overgewicht en een te hoge bloeddruk, cholesterolwaarde en bloedsuikerspiegel. Een koolhydraten-arme en gezonde voeding kan al veel verbetering bieden in geval van overgewicht en heeft een grote invloed op het glucosegehalte en het cholesterolgehalte. En ook frequent sporten of bewegen helpt voor overgewicht. Daarnaast zal dankzij wat te sporten de glucose gemakkelijker uit het bloed worden gehaald, wat de bloedsuiker doet verlagen.

 

Om de bloedsuikerspiegel verder onder controle te houden en te hoge waarden te vermijden, wordt er bij een diabetes type 2 behandeling meestal eerst gestart met tabletten die de hoge pieken in de bloedsuikerspiegel helpen te onderdrukken. Er zijn verschillende tabletten, met elk een andere combinatie van bestanddelen. Hun voornaamste effect blijft echter dat ze de aanmaak en afbraak van glucose in het lichaam controleren. Indien de tabletten niet genoeg effect blijken te hebben en het hoge bloedglucosegehalte aanhoudt, kan er net zoals bij diabetes type 1 worden overgegaan op het toedienen van insuline via een insulinepen of insulinepomp.

 

Het meten van de bloedsuikerspiegel blijft ook voor diabetes type 2 belangrijk, alhoewel het iets minder frequent kan gebeuren dan bij diabetes type 1, afhankelijk van de specifieke situaties van de persoon en hoe de aandoening evolueert.

Verschillen in behandeling

In het algemeen kan dus worden opgemerkt dat de beide behandelingen een aantal gelijkaardige elementen bevatten, zoals het gezond eten en bewegen, het meten van de bloedsuikerspiegel en het toedienen van insuline. Het verschil tussen de behandeling van diabetes type 1 en type 2 zit in hoe belangrijk deze elementen zijn. Waar bij diabetes type 1 vooral de nadruk wordt gelegd op het meten van de bloedglucose in combinatie met het toedienen van insuline via de insulinepen of pomp, geeft een diabetes type 2 behandeling meer aandacht aan gezonde eetgewoontes en frequent sporten. Daarnaast wordt bij diabetes type 2 ook eerst gebruik gemaakt van glucose verlagende tabletten en pas in een later stadium van een insulinepen of pomp. 

 

Wil jemeer advies en informatie over diabetes? Schrijf je hieronder in voor onze nieuwsbrief of bekijk onze blog.